Vrijdagavond. De werkweek zit erop. Tijd om alles van me af te fietsen. Letterlijk.
Een stevig ritje op de koersfiets is intussen mijn vaste afsluiter van de week geworden. Niet alleen om fysiek bezig te zijn, maar ook om mijn hoofd leeg te maken.
En eerlijk? Ik ga daar weer zodanig hard in op dat ik mezelf er al op betrapte: dit is weer zo’n typische nieuwe hobby van mij.
Laatst koos ik tijdens mijn rit opnieuw voor de Congoberg in het landelijke Pajottegem. Deze keer niet de bekende, korte kant met de kasseien. Nee, ik koos voor de lange kant. Geasfalteerd en langzaam maar zeker naar dezelfde top rijden.
En terwijl ik daar aan het klimmen was, dacht ik: verdorie, ik herken hier twee patronen.
Het eerste: er is een nieuwe hobby ontstaan. Een nieuwe passie. Een nieuwe uitdaging. En ik voel meteen: dit gaat weer een serieuze plek in mijn agenda en leven opeisen (de outfitjes komen eraan – zie vorige blog 😉). Maar of ik er ooit écht goed in ga worden? Geen idee.
En dan kondigt zich meteen ook het tweede patroon aan: ik ga dit doen tot ik het gevoel heb dat ik alles ervan ken. Nog net iets langer dan nodig, en dan komt het onvermijdelijke moment: En toen was het plots klaar. Niet omdat het niet meer leuk is, maar omdat het vuur weg is. Het enthousiasme dat me als een wervelwind al door honderd projecten heeft meegesleurd, is plots verdwenen.
Ik denk aan skiën (tot de aankoop van eigen latten, indoorlessen en een cursus bij Sneeuwsport Vlaanderen), of aan het organiseren van een muziekquiz voor collega’s (waarbij ik mee broodjes smeerde en sponsorprijzen ging verzamelen). En dan... stop. Passie weg. Vuur uit. Licht gedoofd. Hoogstens een blauwe waakvlam.
Het lijkt erop dat ik intens kan houden van een activiteit zolang die nieuw, uitdagend en boeiend is. Maar zodra het voorspelbaar wordt, repetitief, of simpelweg... gewoon, dan verlies ik het.
Een zoveelste muziekronde bedenken. Een blauwe, rode of zwarte piste afgaan. Waar zit de vernieuwing nog? Op dat moment verdwijnt het enthousiasme, en daarmee ook de drang om het verder te zetten. En meestal voel ik dat aankomen. Want het is het moment waarop ik al stilaan begin uit te kijken naar iets anders.
Het is een patroon dat zich door mijn hele leven heen weeft. De woorden van mijn moeder “Nieuwe borstels keren goed.” krijgen nu een betekenis. Vroeger voelde ik enkel de geërgerde toon.
En zo gaat het dus ook met die Congoberg (en alle andere ‘bergen’ die hier de komende weken nog op mijn beklimming zitten te wachten).
De korte kant is pittig, snel, intens. Alsof je op korte tijd iets werelds hebt gedaan. Dat ligt me.
Maar die lange kant? Die vraagt iets anders: uithouding, geduld, volharding. Bijten. Even de mond opentrekken en luid roepen: Komaan!
En dat valt me... iets minder. Die lange kant vraagt het soort doorzettingsvermogen waar ik – en velen zoals ik – soms moeite mee hebben. Het vraagt blijven doorgaan, ook als het monotoon wordt, zonder directe beloning.
Ik zie het vaker. Bij generalisten. Bij hoogbegaafden. Bij high potentials.
Mensen met een enorme drive en brede interesses, die zich met vuur op iets storten… maar ook relatief snel weer afhaken zodra het wat trager of minder spannend wordt.
Ik stel me soms de vraag: speelt datzelfde patroon mee in andere keuzes? In jobhopgedrag bijvoorbeeld? Steeds iets nieuws, iets boeiends, tot het te vertrouwd voelt. En dan: tijd voor iets anders?
Dat kan een verklaring zijn. Zeker bij sterke profielen. Al is er natuurlijk ook een andere, terechte reden: het gevoel tegen een plafond aan te botsen. Geen doorgroei mogelijk. Geen ruimte meer. En dan is vertrekken de enige logische keuze.
Maar wat als het niet het eindstation is? Wat als het net de fase is die voorafgaat aan een volgende versnelling? Een fase waarin je leert om te volharden? Door te gaan?
Want wat gebeurt er als je altijd stopt wanneer het minder boeiend wordt? Dan leer je van alles een beetje, maar word je nergens echt goed in. Dan ben je zelden het aanspreekpunt. Dan raak je nooit aan een niveau van meesterschap.
Dat is een les die ik als ondernemer ook moest leren: focus. Blijf bij je koers, óók als het even saai wordt. Want het is daar – in die herhaling, die taaie fase – dat er iets begint te groeien. Iets dat je pas later merkt.
Het is zoals baantjes trekken in het zwembad. Eindeloos. Oeverloos. Misschien zelfs vervelend. Maar het is wel dé manier om een topsporter te worden. Niet door telkens iets nieuws te proberen, maar door te blijven gaan. Ondanks alles.
Want eerlijk is eerlijk: dat duiken in iets nieuws geeft een kick. Leren, ontdekken, begrijpen – het is mentale adrenaline.
Het is die dopamine-rush – de stof in je hersenen die je motiveert en drijft naar nieuwe uitdagingen – die ons telkens opnieuw doet duiken in iets nieuws.
Voor generalisten, creatieve geesten en gepassioneerde professionals is dat een levensdrijfveer. Niet doen wat moet, maar wat zin geeft. Wat je verrijkt, wat het hoofd scherp en het hart levend houdt.
Maar... die dopamine vlakt af. Altijd. En omdat we zo gewend zijn aan prikkels en ontdekkingen, zoeken we telkens opnieuw een nieuwe bron.
Zolang dat over hobby’s gaat? Prima. Er zijn genoeg clubs.
Maar in je werk? In je onderneming? In de dingen die je op lange termijn wil doen of betekenen?
Dan moet je het soms blijven doen, ook als het niet meer bruist.
Het is zoals bij lopen: je start vol goede moed, maar vroeg of laat komt dat moment waarop alles in je roept: stop ermee. Het is lastig, je lijf sputtert tegen, je hoofd zoekt uitwegen.
Maar als je doorzet, ontstaat er iets bijzonders. Dan komt de cadans. De rust. De flow. En hoe vaker je die fase doorkruist, hoe korter en minder heftig ze wordt. Je lichaam leert: dit hoort erbij.
Net zo werkt het met mentaal doorzetten. Ook dát is een spier. Je kan het trainen.
We lezen vaak dat hoogbegaafden of high potentials pas gemotiveerd raken als ze het nut van iets inzien. En ja, dat klopt. Zinvolheid is een krachtig kompas.
Maar het wordt gevaarlijk wanneer dat kompas een excuus wordt. Wanneer je afhaakt zodra het nut niet onmiddellijk voelbaar is. Wanneer je iets niet afwerkt omdat de prikkel verdwenen is.
Dan ben je altijd onderweg, maar zelden aangekomen.
Deze blog is niet om een algemene waarheid te verkondigen en op basis daarvan tips voor anderen te geven. Het is een voorbeeld van patronen die ik o.a. bij mezelf en veel andere generalisten zie.
Wat ik vooral wil meenemen in mijn komende levensfase is het volgende:
Groeien doe je niet in het begin.
Groeien doe je in het midden.
Als het lastig wordt. Als je twijfelt.
En als je – net dan – blijft doorgaan.
Deze blog is er ook om de mensen dicht bij mij te bedanken, zij die me het voorbije jaar bleven steunen, net op de momenten dat ik er bijna mee wou stoppen. Jullie stonden daar, langs de kant van de berg, met de bevoorrading… en vaak ook met een duw in de rug.